Individuele portretten

Het grootste gedeelte van Van der Helst’s oeuvre bestaat uit enkelfigurige portretten. Hierop zijn de figuren in borstbeeld, als halffiguur, vanaf de knieën of ten voeten uit afgebeeld. Het merendeel van deze individuele beeltenissen bestaat uit zogenaamde ‘pendanten’ of ‘tegenhangers’ van een echtpaar: twee afzonderlijke, maar bij elkaar horende schilderijen, waarbij de man op het linker stuk is afgebeeld en zijn echtgenote op het rechter. De man staat zodoende vanuit het geportretteerde echtpaar gezien, aan de rechterkant. Traditioneel was de rechterkant de erezijde en gereserveerd voor de man. De tegenhangers werden doorgaans symmetrisch opgebouwd: de man was driekwart naar rechts gedraaid, zijn vrouw driekwart naar links.

Joan Huydeoper, 1660

Portretten in borstbeeld boden weinig ruimte voor bijwerk. Wanneer men voor een uitgebreider portrettype koos, kon men wel met attributen worden afgebeeld. Vaak zijn dat verwijzingen naar de status van de geportretteerde. Zo heeft de onbekende heer op een portret uit 1649 een paar handschoenen in zijn linkerhand en houdt zijn echtgenote op de bijbehorende tegenhanger een waaier vast. Deze voorwerpen geven aan dat het hier gaat om een echtpaar uit de gegoede burgerij. Ook het huis dat in de achtergrond van het portret van Joan Huydecoper is afgebeeld, duidt op diens welstand: het stelt zijn hofstede in Maarssen voor, een bezit waarmee hij zich Ridder van Maarseveen kon noemen. Ook kunnen de weergegeven voorwerpen verwijzen naar het beroep van de geportretteerde. Zo is Paulus Potter met zijn schildersattributen afgebeeld en de koopman Daniël Bernard in zijn kantoor temidden van schrijfgerei en rekeningboeken. Tot slot kon het bijwerk ook een symbolische betekenis hebben, zoals hierna zal blijken.

Aert van Nes, 1668, Rijksmuseum

De beeltenissen van Aert van Nes (1626-1693) en Geertruida den Dubbelde (1647-1684) uit 1668 werden waarschijnlijk naar aanleiding van de benoeming van Van Nes tot luitenant-admiraal aan Van der Helst in opdracht gegeven. In deze glad geschilderde portretten is veel aandacht voor het bijwerk. Van Nes staat naast een tafel waarop zich een globe, enkele papieren en schrijfattributen bevinden. Erboven is een woest zeelandschap afgebeeld waarin een zeeslag plaatsvindt. Van Nes houdt met zijn omlaag gerichte rechterhand een commandostok naar voren; de gekromde wijsvinger van zijn opgeheven linkerhand wijst naar zijn hoofd. Achter Van Nes is een jongen afgebeeld, die in de richting van de luitenant-admiraal kijkt en in zijn linkerhand een brief houdt.

Geertruida den Dubbelde, 1668, Rijksmuseum

De echtgenote van Van Nes is voor een doorkijk op een haven weergegeven. Zij staat in een elegante houding, waarbij haar linkerhand op de heup rust en de rechterhand een spreekgebaar maakt. Zij kijkt in de richting van de beschouwer; een glimlachje speelt om haar mond. De zwart satijnen jurk is afgezet met vele wit- en zwartkanten ruches. Om haar hals en beide polsen draagt ze parelkettingen en ook in het modieuze kapsel zijn diverse parelstrengen bevestigd.

Beide portretten hebben een zeer gelijkmatige belichting, zodat alle details goed uitkomen. Zo is het officierstenue van Aert, maar vooral ook de jurk van Geertruida, zeer gedetailleerd geschilderd. De subtiele schaduwwerking voorkomt een te vlakke weergave van de portretten. Motieven als de stoel met het kussen, de jongen met de brief, en het feit dat deze brief direct boven de aardbol is weergegeven, zouden kunnen worden gezien als verwijzingen naar de promotie van Van Nes. Het wijzende handgebaar van de luitenant-admiraal is echter zeer curieus en onverklaarbaar. Wat voor een zeventiende-eeuwer misschien overduidelijk was, kan voor de hedendaagse beschouwer een raadsel blijven!