Familie- en dubbelportretten

De familie- en dubbelportretten die Van der Helst vanaf het begin van de jaren vijftig schilderde, tonen evenwichtige composities en zijn vaak meesterlijk geschilderd. Het portret van Pieter van de Venne, zijn vrouw en hun zoontje Lucas uit 1652 staat geheel in het teken van de saamhorigheid, de liefde en de zorg van de ouders voor het kind. De rozen in de hand van de vrouw zijn traditioneel een symbool van de liefde. Net als deze bloem, mooi maar met doornen, is ook de liefde vol vreugde en smart. Het gebaar waarmee de moeder voorkomt dat haar zoontje de bloemen aanraakt, duidt op haar beschermende functie ten opzichte van het kind. Ook de behoedende hand van de vader, centraal in de compositie, wijst op zijn zorg.
De stof van de jurken van de vrouw en het kind is zeer realistisch weergegeven. De lichte kleuren en de glanzende materialen contrasteren met de donkere kleding van de man. Hierdoor en door de beweging in het schilderij, die wordt bereikt door de houdingen van man en kind, wordt de aandacht geheel op de figuur van de vrouw gericht en zo op het glanzende satijn dat zij draagt.

Ook in het dubbelportret van Abraham del Court en zijn vrouw Maria de Kaersegieter uit 1654 vangt een prachtige witsatijnen japon de volle aandacht. Het zilverachtige passement dat verticaal over het midden van de japon en aan de onderzoom is aangebracht, versterkt de glans van het satijn. Verder wordt deze witte pracht nog eens geaccentueerd door het contrast met de zwarte kleding van de man en de donkere achtergrond. De speciale aandacht die Van der Helst in dit portret aan de dag legt voor de stofuitdrukking, zal zeker in verband staan met het feit dat Del Court lakenkoopman en sinds 1650 staalmeester was.
Het echtpaar zit op een bank in een parkachtige omgeving. Maria kijkt de beschouwer open aan, terwijl ze met haar linkerhand een van de rozen van de struik naast haar vasthoudt. De bloem is een van de symbolische verwijzingen naar liefde en trouw die in dit portret zijn verwerkt. Dat de vrouw hier juist een nog niet geheel geopende roos vasthoudt, zou een verwijzing naar de nog prille liefde kunnen zijn.
Del Court kijkt naar zijn vrouw en buigt zich licht naar haar toe, om met zijn linkerhand haar rechterhand te pakken. Met dit gebaar, de verbonden handen die het middelpunt van de compositie vormen, wordt gezinspeeld op de echtelijke verbintenis en trouw. Ook de parkachtige omgeving waarin het echtpaar is geportretteerd is onderdeel van de symbolische beeldentaal van deze voorstelling. In het algemeen wordt een park geassocieerd met de lief-destuin. De waterspuitende fontein achter de vrouw hoort – naar oude traditie – in deze ambiance thuis.

Ter gelegenheid van zijn huwelijk met Lucia Wijbrants (1638-1719) gaf Jan Jacobsz Hinlopen (1626-1666) Van der Helst in 1666 opdracht hem en zijn jonge echtgenote te portretteren.  Het paar is hand in hand voor een balustrade gezeten, waarachter een parklandschap zichtbaar is. De stevig gebouwde Jan Hinlopen zit pontificaal midden in het beeldvlak. Zijn geopende rechterhand houdt hij opzij. De jonge Lucia is modieus gekleed met parels in het haar, om haar hals en om de polsen, en zij draagt een diamanten strik met hanger. Op de achtergrond is een vrouw met een kind op de arm zichtbaar, evenals enkele spelende kinderen die voor een koets uitrennen. Deze figuurtjes stellen de overleden eerste echtgenote van Hinlopen en hun vier kinderen voor. Met het tonende gebaar lijkt Hinlopen de beschouwer op hen te willen wijzen. Op deze manier kon ook de herinnering aan reeds gestorven familieleden in een portret worden vastgelegd.

Zie ook het portret van de familie van Aras