Op 18 februari 1643 brandde het Spinhuis op de Oudezijds Voorburgwal tot de grond toe af. In de volgende jaren werd het tehuis ‘wederom seer treffelijk bij de regenten opgetimmert’ en in 1645 konden de vrouwen die tijdelijk in het Rasphuis waren geplaatst weer terugkeren. Uit de jaren direct na de ingebruikname van het nieuwe gebouw is geen regentenportret bekend, maar in 1650 gaven de regenten en regentessen van het Spinhuis aan Bartholomeus van der Helst opdracht voor een gezamenlijk portret. Het was de tweede keer in de traditie van het Amsterdamse regentenstuk dat de mannelijke en vrouwelijke bestuurders samen in één portret werden afgebeeld.
Het portret toont de vier bestuurders in vergadering rond een tafel zittend, met op de achtergrond een doorkijk op de dagelijkse gang van zaken in het Spinhuis. Alleen de regent, die rechts aan de zijkant van de tafel is afgebeeld, heeft zijn gezicht naar de beschouwer gewend en maakt met zijn linkerhand een betogend gebaar. De drie andere bestuurders zijn druk met elkaar in overleg. Aan de overzijde van de tafel zit de oudste regentes die een voor die tijd ouderwetse molensteenkraag draagt. Met een gebaar heeft zij zich tot de man gericht die achter de tafel is voorgesteld en ook haar gezichtsuitdrukking drukt een spreekhouding uit. Haar gesprekspartner toont een briefje in zijn hand en houdt zijn rechterhand gespreid op de tafel alsof hij haar van zijn mening wil overtuigen. Tussen hen in is de tweede regentes afgebeeld, die aandachtig luisterend, naar de oudere vrouw is toegewend. Voor haar ligt een boek dat zij met haar linkerhand vasthoudt, terwijl zij in haar rechterhand een ganzenveer heeft. De tekst op het briefje is niet meer te lezen maar uit de tekens die nog wel leesbaar zijn, wordt duidelijk dat het hier om een financieel document moet gaan. Rechts in de achtergrond is door een openstaande deur de binnenvader met een groot boek in zijn handen afgebeeld. Op het boek is te lezen ‘Alphabet Anno 1650’ en misschien gaat het hier om een ‘inschrijfboek van ingekomen tuchtelingen’. De regenten en regentessen zijn hier zodoende voorgesteld bij hun voornaamste werkzaamheden: het beheer over de financiën en de algemene zorg van het Spinhuis.
Achter de levensgrote figuren van de regenten is in de achtergrond een doorkijk in een andere ruimte weergegeven. Dit is een doorkijk in de werkruimte van het Spinhuis waar de bewoonsters van het Spinhuis bezig zijn met het naaien van linnen. Een van de vrouwen wordt door een bewaakster met een schoen geslagen. Door een houten traliehek worden de naaiende vrouwen door enkele bezoekers gadegeslagen. Het Spinhuis was een bezienswaardigheid en de bezoekers moesten twee stuivers entreegeld betalen. Dat deze scène op de achtergrond juist een bestraffing voorstelt, sloot aan bij het beeldprogramma van het Spinhuis. Zo was in de ingangspoort een tuchtiging voorgesteld met een vrouw die een andere vrouw met een gesel dreigt met de woorden van P.C. Hooft:
Schrik niet. Ik wreek geen quaet: maar dwing tot goet
Straf is myn hant: maar lieflyk myn gemoet.
Het doorbreken van de achtergrond in een regentenstuk met een voorstelling waarbij wordt verwezen naar de functie van de regenten kwam in Amsterdamse regentenstukken vaker voor. Al op het vroegst bekende regentenstuk met het portret van de regenten van het Rasphuis door Van der Voort van circa 1618, is in de achtergrond een doorkijk op de binnenplaats afgebeeld met het beeld dat de ‘Castigatio’ of ‘Kastijding’ voorstelt. Van der Helst heeft op zijn groepsportret echter een voorstelling van de dagelijkse realiteit in het Spinhuis in de achtergrond afgebeeld. Hij borduurt hiermee voort op een motief dat Jacob Backer in de jaren dertig in het Amsterdamse groepsportret introduceerde in zijn portret van de regentessen van het Burgerweeshuis waar een binnenmoeder een weeskind bij de regentessen binnenbrengt.
De situatie die op het schilderij is voorgesteld, waarbij de kamer waar de regenten vergaderden op dezelfde verdieping lag als de werkruimte van de gevangenen, klopte met de werkelijkheid. De noordelijke vleugel van het Spinhuis was voor de vrouwen ingericht met op de begane grond de slaap- en woonafdeling en daarboven de door Van der Helst afgebeelde werkruimte. De Regentenkamer bevond zich op dezelfde verdieping in het gebouw aan de Oudezijds Voorburgwal dat aan deze vleugel grensde. Een rechtstreekse verbinding tussen de twee ruimtes was er echter niet. Aangezien het licht van de ongebruikelijke rechterkant komt, zal het schilderij voor een specifieke plaats zijn geschilderd. Waarschijnlijk was het schilderij aan de zuidzijde van de Regentenkamer gepland, misschien boven de schoorsteen.
Het bestuur van het Spinhuis werd tot 1653 gevoerd door vier regenten en twee regentessen. Volgens de aantekeningen van Gerrit Schaep waren dat in 1650 Elbert Dell (1595-1667) die vanaf 1640 regent was, Jan Maes (ca 1595-1656?) vanaf 1642, Nicolaes Rochusz van de Capelle (1609-1695) die in 1646 als regent was aangesteld, Jacob van Rijn (1620-1661) die vanaf 1650 regent was en de regentessen Catharina Brouwers (?-?) vanaf 1648 en Pietertje de Vries (ca. 1602-1670) vanaf 1649. De laatste is de oudste van de twee vrouwen en zal daarom uiterst links zijn afgebeeld. Wie van de vier heren door Van der Helst is geportretteerd is niet duidelijk. In vergelijking met andere mansportretten door Van der Helst kan de leeftijd van de beide heren tussen de dertig en veertig jaar worden geschat. Elbert Dell en Jan Maes waren in 1650 midden vijftig en lijken daarom niet in aanmerking te komen. De regent die rechts is afgebeeld zal de jongste van het viertal zijn, namelijk Jacob van Rijn die in 1650 dertig jaar was en de andere regent zal dan Nicolaes Rochusz van de Capelle zijn die in dat jaar 41 was. Misschien waren de beide oudere mannen al eerder op een ander regentenstuk geportretteerd. Zij waren twee van de vier regenten die betrokken waren geweest bij de herbouw van het Spinhuis en misschien is dat een aanleiding voor een nu verloren gaand portret geweest.
J. van Gent in: N. Middelkoop, met bijdragen van Gusta Reichwein en Judith van Gent, De oude meesters van de stad Amsterdam: schilderijen tot 1800, Bussum / Amsterdam 2008, p. 104-105