Bartholomeus van der Helst werd in 1613 in Haarlem geboren. De precieze geboortedatum kennen we niet, omdat de Haarlemse doopregisters uit het begin van de zeventiende eeuw verloren zijn gegaan. Zijn geboortejaar moeten we daarom afleiden van de leeftijden die Van der Helst zelf in documenten heeft opgegeven. Zo zegt hij bij zijn ondertrouw in april 1636 ‘out 24 jaar’ te zijn, hetgeen betekent dat hij in 1612 of 1613 moet zijn geboren. Omdat in een boekje met levensbeschrijvingen van kunstenaars dat in 1661 werd gedrukt, 1613 als geboortejaar van Van der Helst wordt genoemd, houden we dit jaartal als zijn geboortejaar aan.
De schilder was de tweede zoon van Lodewijck Lowys van der Helst en Aeltje Bartels. Deze Lodewijck Lowys bezat in de Grote Houtstraat te Haarlem een herberg, ‘Den gecroonde Oijevaar’ geheten. Bronnen vermelden Lodewijk Lowys tussen 1625 en 1627 ook als herbergier in Amsterdam, maar in de zomer van 1627 keerde de familie weer terug naar de herberg in Haarlem. Of de toen 14-jarige Bartholomeus weer mee is gegaan naar Haarlem of dat hij in Amsterdam is gebleven, is niet bekend. Het oudste document dat hem in Amsterdam plaatst, is de inschrijving van zijn ondertrouw met de achttienjarige wees Anna du Pire op 18 april 1636. Hun huwelijk werd op 4 mei 1636 in de Nieuwe Kerk gesloten en binnen een jaar, op 3 maart 1637, vond de doop van hun eerste kind, Bartholomeus, plaats. Er zouden nog vijf kinderen volgen. Slechts twee van de kinderen zouden de volwassen leeftijd bereiken: Susanna uit 1638 en Lodewijk die op 2 februari 1642 werd gedoopt.
Het echtpaar Van der Helst-Du Pire woonde in het begin van hun huwelijk op de Nieuwmarkt, tegenover het Waaggebouw. Daarnaast huurde de schilder vanaf 1647 tegelijkertijd een huis op het Walenpleintje. Misschien gebruikte hij deze ruimte als atelier. Vanaf 1660 woonden Van der Helst en zijn vrouw in een huis in de Nieuwe Doelenstraat, maar in 1665 gingen zij toch weer terug naar de Nieuwmarkt. Bij zijn overlijden in 1670 woonde de schilder in de Doelenstraat.
Uit het dagelijks leven van Van der Helst en zijn familie zijn slechts enkele verhalen bekend. Zo weten we dat in oktober 1648 in het huis van Van der Helst op de Nieuwmarkt een kleine tragedie plaatsvond: Anna du Pire gooide een kan naar haar dienstmeid Cornelia Willems en liet haar door een knecht het huis uitjagen. De reden hiervoor is niet duidelijk, maar Cornelia vond dit voorval blijkbaar zo belangrijk dat zij een paar dagen later naar de notaris ging om het door hem te laten optekenen.
Een ander incident betreft de mishandeling van het hondje van Van der Helst. In februari 1653 wordt hierover door enkele getuigen bij de notaris verhaald: zij waren met de schilder in het Herenlogement toen diens hondje achter de kippen op de buitenplaats aanging. De getuigen zagen vervolgens dat een knecht het beest oppakte. Toen zij de hond later gingen zoeken, vonden zij hem krijsend in het ‘secreet’, de wc. Dankzij de zeventiende-eeuwse gewoonte ook dit soort, in onze ogen soms wat onbenullige geschillen bij de notaris te laten vastleggen, weten we dus iets meer over de dagelijkse beslommeringen van de familie Van der Helst.
Bartholomeus van der Helst stierf begin december 1670 op 57-jarige leeftijd en werd op de 16e van die maand in de Walenkerk begraven. Al snel na de dood van zijn vader trok Lodewijk bij zijn moeder Anna in. In de jaren hierna werden verschillende afspraken tussen moeder en zoon bij de notaris vastgelegd. Zo kwamen zij in 1675 overeen dat Lodewijk Anna zou onderhouden. In ruil daarvoor mocht hij het schildersmateriaal van zijn vader gebruiken. Ook zou Anna, mogelijk op aandrang van haar dochter Susanna, nog verschillende keren bij de notaris verklaren hoe de verdeling van haar boedel na haar dood moest worden geregeld. Toch kregen Susanna en Lodewijk hierover na het overlijden van hun moeder in 1679 nog onenigheid. Het zou tussen hen nooit meer goed komen: toen Lodewijk en zijn echtgenote in 1684 waren overleden, werden hun twee zoons niet door Susanna in haar huis opgenomen, maar moesten zij naar het Aalmoezeniersweeshuis waar ze op zeer jonge leeftijd stierven.